Nielsen Media Research US kwam afgelopen weekend uitgebreid aan bod in het New York Times Magazine (artikel van 13 pagina's). Zeer lezenswaard voor wie een beter begrip wil hebben van deze belangrijke VNU-dochter en monopolist op de Amerikaanse kijkcijfermarkt. Nielsen is een begrip in de VS maar ligt continu onder vuur. Fragmentatie van de TV-markt stelt het bedrijf voor grote technologische uitdagingen.
De drie belangrijkste topics komen aan bod in het artikel: de PPM, de gebruikte samples en Project Apollo.
1. De Portable People Meter (PPM). Een grote stap voorwaarts in gebruikte technologie, maar het instrument is nog in ontwikkeling. Met de PPM kan bepaald worden wie waar kijkt naar wat.
2. Personalisering en fragmentering zorgen ervoor dat de steekproeven (samples) van Nielsen steeds minder representatief worden. Een fundamentele oplossing komt misschien van de kabelbedrijven: inmiddels hebben 50 miljoen Amerikanen een set-top box (STB). De STB kan exacte informatie sturen over exact welke zender op staat. Er wordt niet meer gekeken naar een sample, maar naar de hele populatie. Maar ook deze technologie heeft zijn beperkingen: niet alle Amerikanen hebben een STB; en de STB ziet niet wie er kijkt.
3. En dan de Holy Grail: single-source measurement. In Project Apollo werkt Nielsen samen met zusterbedrijf ACNielsen (marktonderzoek) en Arbitron (radioluistercijfers en tevens ontwikkelaar van de PPM). Wie staat waar en wanneer bloot aan welke media (en dus welke reclameboodschappen), en hoe beinvloedt dit het bestedingspatroon? Verfijningen van de PPM (met GPS-technologie en 'smart dust': microscopisch kleine chips) maken mogelijk dat iedere mediaverschijning (tot en met billboards en tijdschriften) meegenomen moet kunnen worden. In Project Apollo wordt een sample van 70,000 panelleden samengesteld. Voorlopig doet alleen Procter & Gamble mee.
Thursday, April 14, 2005
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment